Laura Kooistra, Jori Wolf, Jacob Knegtel, Stijn Arnoldussen en Esther Wieringa
Op goede gronden en wat we van onze voorouders kunnen leren
Dit was de titel van een van de sessies op het SIKB-jaarcongres ‘Ondersteboven, de skyline van de bodem’. Reden om de skyline van de bodem als thema voor het jaarcongres te kiezen is het standpunt van het nu demissionaire kabinet dat water en bodem sturend dienen te zijn voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. In het congresprogramma op de website van de SIKB is hierover te lezen: “Een mooi standpunt en een prachtig streven, uitgewerkt in uitgangspunten als ‘Niet afwentelen’ en ‘Minder afdekken, minder vergraven, niet verontreinigen’.”
Er zit echter nogal wat discussie verscholen onder die uitgangspunten, want hoe krijg je hiervoor draagvlak in een klein land waarin de mens het liefst het landschap beheerst? Hoe creëert een bestuurder draagvlak voor een door bodem en water bepaald ruimtelijk beleid? Met welke instrumenten?
In de sessie ‘Op goede (onder)gronden en wat we van onze voorouders kunnen leren’ worden vanuit onze kennis over het verleden perspectieven geschetst voor toekomstige landschappen met gezonde bodems en een duurzaam waterbeheer. Dit blog geeft een samenvatting van de drie lezingen uit deze sessie.
“Het landschap is voor mij een verhaal, een levensverhaal. Je moet uitkijken, dat het leven niet uit het landschap verdwijnt onder het ijskoude mes van de analyse.” – Harry de Vroome
Herstelde vloeiweiden uit de negentiende eeuw in het Nederlands-Vlaamse natuurgebied De Plateaux-Hageven (Natuurmonumenten & Natuurpunt). Door in de winter de weidegronden met beekwater te bevloeien, werden deze met voedingstoffen verreikt en kwam in het voorjaar de plantengroei eerder op gang (foto: Laura Kooistra).
Mensen en hun leefomgeving, vroeger en nu. Een inleiding op de lezingen
Het veroveren, domineren en naar onze hand zetten van landschappen zit in de aard van mensen. Dat geldt ook voor natuurlijke landschappen die met de komst van de mens tot cultuurlandschappen transformeerden. Toch wisten mensen vroeger, van jager en verzamelaar tot agrariër en vroege stedeling, ook waar het van nature goed jagen, vissen en verzamelen was, wat de meest veelbelovende akker- en weidegronden waren en waar het beste een huis kon worden gebouwd. Ze waren zich kortom bewust van de eigenschappen van het landschap, de bodem, het water, van de natuurlijke processen die ermee verbonden waren en wat de waarde van dit alles was. Ze pasten het gebruik van het landschap aan die eigenschappen aan, maar zetten het landschap ook naar hun hand. Soms met succes, en soms ging het ook mis. Daarom is er de terechte vraag: zijn er lessen te leren voor de toekomst uit deze oude ervaringen?
Actuele opgaven, zoals klimaatadaptatie, stikstof, waterverontreiniging en de woningbouwopgave vragen om herbezinning en vooral om oplossingen. In deze sessie is ingegaan op de kennis en het aanpassingsvermogen van onze verre en niet zo verre voorouders. Wat kunnen we van hen leren en hoe kan archeologisch onderzoek ons daarbij helpen?
De bodem van nature goed
Jori Wolf is landschapshistoricus en als programmamanager en senior adviseur Nationale Parken werkzaam bij Staatsbosbeheer. In haar lezing gaat zij in op de voordelen van een natuurinclusief landschap om te komen tot een gezonde bodem en een goede waterkwaliteit. Het verhaal wordt verteld met het Nationale Park de Drentsche Aa als voorbeeld.
Beleidskaart Drentsche Aa-gebied (bron: provincie Drenthe).
De Drentsche Aa is een bekenstelsel dat in de voorlaatste ijstijd is gevormd. Het voert water af naar het noorden, naar de stad Groningen, waar het water via het Winschoterdiep naar de Waddenzee stroomt. Het stroomgebied van de Drentsche Aa met het omringende landschap is sinds 2002 Nationaal Park, een gebied met een omvang van ca. 30.000 ha. Het Nationale Park de Drentsche Aa is om meerdere redenen bijzonder. In het park liggen 16 dorpen en naast natuurreservaten is een deel van het landschap in agrarisch gebruik. Deze natuur is van Europees belang en wordt door de Europese wet beschermd. Het agrarisch gebruik is mede afgestemd op het historisch agrarisch gebruik van het landschap en er wordt rekening met de natuurwaarden gehouden. Desondanks is het geen museumlandschap, mede omdat er diverse dorpskernen in liggen. Het heeft economische waarde, niet alleen agrarische en recreatieve, maar ook in verband met de drinkwatervoorziening en ecosysteemdiensten.
Aan de status Nationaal Park is een lange weg vooraf gegaan. Na de Tweede Wereldoorlog werd de landbouw gemoderniseerd om te voorkomen dat er ooit nog honger in Nederland zou zijn. Door ruilverkaveling en schaalvergroting gingen landschappen op de schop. Dat dreigde ook voor de Drentsche Aa. Dankzij onder andere Harry de Vroome, een landschapsarchitect bij Staatsbosbeheer, is voor een andere ontwikkeling van het Drentsche-Aa-landschap gekozen. In een in 1965 verschenen visie, ‘het gedachtenplan’, bepleiten natuur- en landschapsbeschermingsorganisaties voor het instellen van landschapsgebieden waar landbouw plaatsvindt, maar waar belangen van natuur en landschap prevaleren (Modderkolk, F., E. Stapelveld & H.W. de Vroome, 1965. Stroomdallandschap Drentsche A. Beschrijving en gedachtenplan met betrekking tot het beheer en agrarisch gebruik, de landschappelijke en recreatieve ontwikkeling. SBB Assen).
Titelblad van het rapport van de Milieuraad Drenthe 1973. Het zou nog tot 2002 duren voordat de Drentsche Aa een Nationaal Park werd.
Sindsdien is het landschap van de Drentsche Aa veranderd. Deze veranderingen zijn gestuurd door behoud van kwaliteit van bodem en water. Ten tijde van de Belvedere-regeling met als adagium ‘behoud door ontwikkeling’ is in 2004 de eerste landschapsvisie voor het Nationaal Park opgesteld. In 2016 is Landschapsvisie 2.0 Drentsche Aa uitgekomen. Er is en wordt veel gesproken met de mensen die in het Nationale Park wonen. Het behoud van een landschap, het beschermen van de bodem- en waterkwaliteit kan alleen als er een gedegen plan is, waar de partijen achter staan. Belangrijk is dat er aan de samenleving uitgelegd wordt waarom je dingen doet en nalaat. En tenslotte moeten de plannen natuurlijk worden uitgevoerd. Om met een citaat van Harry de Vroome te eindigen:
“Het landschap is voor mij een verhaal, een levensverhaal. Je moet uitkijken, dat het leven niet uit het landschap verdwijnt onder het ijskoude mes van de analyse.”
Herstel van ecologische en historische waarden in het Strubben Kniphorstbosch in het gebied van de Drentsche Aa (foto: Staatsbosbeheer).
Leren van het verleden voor de opgaven van nu
Jacob Knegtel is van huis uit historisch geograaf. Hij is als adviseur Erfgoed en Water werkzaam bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Hij gaat in op gevaren die het erfgoed bedreigen door klimaatverandering en pleit ervoor dat mensen weer leren zich aan te passen aan de natuurlijke dynamiek en er ook weer gebruik van maken. Dit staat haaks op het menselijke ideaal om de omgeving juist naar de hand van mensen te zetten.
De lezing begint met een citaat van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC): “Verlies van cultuur, gerelateerd aan materieel en immaterieel erfgoed, bedreigt het aanpassingsvermogen van culturen en kan resulteren in onherroepelijk verlies van verbondenheid, culturele uitingen, identiteit en thuis, vooral voor inheemse volkeren en degenen die voor hun levensonderhoud directer afhankelijk zijn van het milieu.”
De klimaatcrisis waarin we nu verkeren, bedreigt het culturele erfgoed. Door extreme droogte vergaat het archeologisch erfgoed dat droog komt te staan. Ook houten paalfunderingen van huizen dreigen door te rotten, net als de wortels van monumentale bomen. En wat gaat verzilting doen met ons bodemarchief? Klimaatverandering kan leiden tot ontwrichting van een samenleving, simpelweg omdat onze hedendaagse oplossingen niet meer werken. Wellicht kunnen we onszelf opnieuw leren aanpassen aan de natuurlijke dynamiek van een landschap. Het gebruik van het landschap was vroeger sterker gerelateerd aan de mogelijkheden die het bood. De locaties van bijvoorbeeld akkers, weidegronden en watermolens waren afgestemd op het landschap. Water en bodem waren vooral sturend, precies zoals het demissionaire kabinet dat nu nastreeft.
Veranderingen van het land- en watergebruik in Hoog Nederland door de tijd en het effect daarvan op het grondwater en de natuur. Links de natuurlijke situatie tot zo’n 200 jaar geleden. In het midden de huidige situatie en rechts de situatie van een toekomstbestendig landschap (bron: Deltares).
In bovenstaande afbeelding schetst Deltares deze lange lijn van water en bodem sturend in haar eigen Grondwaterstudie. Als vanzelf schetsten ze een toekomstbestendig landschap (rechter afbeelding) dat – zonder dat ze daar zelf erg in hadden – sterk lijkt op de natuurlijke situatie zo’n 200 jaar geleden!
Een ander voorbeeld om zichtbaar te maken dat het gebruikmaken van natuurlijke dynamiek goede oplossingen tegen wateroverlast kunnen zijn, is het volgende. In 1995 stonden delen van ’s Hertogenbosch onder water. De Commissie Noodoverloopgebieden onder leiding van ir. David Luteijn adviseerde in 2002 de aloude overlaten uit de zeventiende eeuw in Gelderland en Noord-Brabant (Beerse Overlaat) weer in werking te stellen. Als gevolg van het onder water zetten van polderland zou het algehele peil van de rivieren dalen. De kosten inclusief de schadevergoedingen aan de bewoners van die polders zouden lager zijn dan de bedragen die op tafel zouden moeten komen na een watersnoodramp. Het advies is niet overgenomen. Dergelijke plannen zijn wel verwezenlijkt voor fort Vuren. Een oplossing uit het verleden is hersteld met behoud van cultuurhistorische en hedendaagse waarden. Het betreft hier het Erfgoed Deal project ‘Linielandschap in dijkversterking Gorinchem-Waardenburg’, met hier een link naar meer informatie.
Het beschermen van erfgoed kan verwezenlijkt worden door klimaatadaptatie. Door de analyse van watersystemen, bodemontwikkeling en cultuurhistorie wordt gebiedskennis verkregen, die ingezet kan worden om de mens een duurzame plek te geven in een veranderend landschap. In het programma Erfgoed Deal vormt deze benadering het uitganspunt voor grote gebiedsprocessen. De RCE werkt vanuit het Programma Erfgoed, Water en Klimaat aan het versterken en verspreiden van dit perspectief. Het is daarbij van belang dat kennis en verhalen gedeeld worden. Voer het gesprek over klimaatverandering en houdt daarbij altijd rekening met de relatie tussen mens en natuur. We zijn als Nederlanders vergeten hoezeer we natuurlijke dynamiek vroeger accepteerden. Ook realiseren we ons nu nauwelijks dat we aan het begin staan van een grote transitie. Water en bodem sturend vraagt vooral om een ommekeer in ons gedrag. Ons landschap vraagt om minder maakbaarheid, en tussen onze oren zal meer ruimte moeten komen voor meer acceptatie. Dat inzicht wordt steeds belangrijker, nu we langzaamaan vergeten hoe de mens zich ooit juist aanpaste aan de natuur. Een veranderend landschap is niets nieuws, maar durven wij nog mee te veranderen? Kortom: breng de factor tijdin binnen de ruimtelijke puzzel. Kijk naar de duurzame mens van het verleden, daar ligt de sleutel voor een duurzame toekomst.
Inundatiewerken Fort Vuren (bron: Beeld Veenenbos en Bosch i.o.v. Graaf Reinaldalliantie).
De prehistorie van pixelfarming? Relevantie van raatakkers in het heden
Stijn Arnoldussen is archeoloog en als universitair hoofddocent late prehistorie verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft jarenlang onderzoek gedaan aan prehistorische akkersystemen die verrassend modern blijken te zijn.
Pixelfarming is een nieuwe landbouwvorm waarnaar de Universiteit Wageningen onderzoek doet. Akkers worden opgedeeld in kleine percelen waarop in een mozaïekstructuur – en vaak ondersteund door robotica – een mengsel aan gewassen worden verbouwd. De voordelen zijn dat er minder plagen en ziektes in de gewassen voorkomen en er dus minder bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Bovendien zijn er minder ongewenste wilde akkerplanten, de opbrengst en de biodiversiteit zijn hoger, de bodemkwaliteit is beter.
Als je door je oogharen heen kijkt dan lijkt pixelfarming sterk op het prehistorische akkerbouwysteem met raatakkers. Raatakkers, ook wel Celtic fields genoemd, zijn kleine vierkante akkerpercelen uit het einde van de bronstijd en de ijzertijd (zie www.raatakker.nl/publicaties). Ze zijn op de AHN-kaart van Nederland goed te herkennen omdat de veldjes individueel omwald zijn. Raatakkers vormen het grootste oppervlak aan archeologisch en agrarisch erfgoed. De omwalde akkers zijn nog steeds zichtbaar en daardoor beleefbaar.
Het oostelijke randje van het raatakkercomplex bij Vaassens op een kaart waar hoogteverschillen met kleur zijn aangegeven, in rood de hoogste delen van het landschap, in groen de laagste. De omwalde akkerpercelen liggen op de flank van een zandige rug en zijn tussen de 0,05 en 0,1 ha groot.
In de tabel hierna worden enkele factoren van raatakkerbouw met moderne akkerbouw vergeleken.
Raatakkerbouw |
Moderne akkerbouw |
Eergetouw |
Keerploeg |
Dier- & menskracht |
Mechanisatie |
Grootschalig |
Grootschalig |
Granen, bonen |
Mais, aardappel |
Natuurlijke bemesting |
Kunstmest |
Een van de vragen van het onderzoek was waarom raatakkers wallen hebben (Arnoldussen & Van der Linden, 2017). De wallen zijn geen dumpplaats voor – bij het ploegen als hinderlijk ervaren en terzijde geplaatste – stenen. Ze dienden niet als beschutting tegen de wind en werden ook niet opgeworpen om dieren buiten of binnen te houden.
De wallen zijn ontstaan door het wieden van de wilde akkerplanten, waarbij deze met wortelkluit en al werden uitgetrokken. Deze planten werden, met aanhangende grond, aan de randen van de akkers gelegd. Als dit jaar na jaar gebeurt ontstaan op den duur wallen. Gedetailleerd dateringsonderzoek met behulp van de OSL-methode leert dat de wallen in de loop van honderden jaren zijn ontstaan, waarbij de akkers vrijwel onveranderd in gebruik zijn gebleven. Daarmee is het akkerbouwsysteem met raatakkers het meest duurzame in de Nederlandse geschiedenis.
Wat is de sleutel van dit succes? We hebben hier te maken met een vroege vorm van kringlooplandbouw. De akkers werden bemest met plaggen uit de stallen, aangereikt met huisvuil en haardresten. Dit leidde tot ophoging van de akker blijkens de aanwezigheid van ploegsporen waargenomen op verschillende dieptes. Daarnaast lagen akkers veelvuldig braak waardoor de bodem weer voedingsstoffen kon opnemen.
Raatakkers waren een vorm van kringlooplandbouw in de prehistorie (bron: Stijn Arnoldussen).
Hoewel het om grote akkercomplexen gaat, zijn de akkers zelf klein: 0,05-0,1 ha. De prehistorische mens koos de locatie van de akkercomplexen zorgvuldig. Ze werden alleen aangelegd op de flanken van zandige ruggen in het Pleistocene deel van Nederland. De laatste succesfactor is vooral de intentie waarmee ze gebruikt werden; niet met maximalisatie van rendement op de korte termijn als oogmerk, maar behoedzaam met continuïteit van gebruik over vele generaties heen als doel.
De raatakkerbouw is in verval geraakt door de komst van de Romeinen. Onder invloed van hen veranderde het akkerbouwsysteem, werden andere gewassen geïntroduceerd en werd de keerploeg in gebruik genomen.
Ondanks het verval in de Romeinse tijd blijft het raatakkersysteem relevant voor nu. Het is een vroeg voorbeeld van circulaire productie, had de voordelen van ‘pixel’ plots, het was duurzaam en kende ‘Zero footprint’.
Op goede gronden naar de toekomst!
De klimaatcrisis dwingt ons tot veranderingen. Een robuust landschap met een gezonde bodem, een goede waterkwaliteit en een hoge biodiversiteit is letterlijk van levensbelang, ook voor ons mensen. Door rekening te houden met de mogelijkheden van de verschillende landschappen die Nederland rijk is, kunnen we ons aanpassen aan het veranderende klimaat, kunnen we ons erfgoed beschermen en kunnen we kringlooplandbouw nastreven. De geschiedenis leert dat we dat kunnen. Elke spreker van deze sessie benadrukt op basis van eigen onderzoek of ervaring dat de stappen naar een gezond gebruik van het landschap zijn: 1) een goed doordachte duurzame visie, 2) het delen van visie en plannen met de samenleving om draagvlak én input te krijgen en 3) de plannen uitvoeren en beheren.
De conclusie van deze sessie mag opgevat worden als een oproep tot dialoog op basis van kennis en uitwisseling met als doel te komen tot duurzame en (be)leefbare landschappen.