Heleen Zijlstra
Erfgoed Utrecht
Het nieuwe normaal
“Het is al weken droog in Nederland en regen is nog lang niet in aantocht. Dit is niet normaal.”, las ik in de Volkskrant van 31 mei 2023. Inmiddels blijkt 2023 wereldwijd de heetste zomer sinds de metingen. De hitte en droogte werden afgewisseld met hagelstormen en zware regenval met overstromingen tot gevolg. “Niet normaal” is in feite het nieuwe normaal en niet voor niets spreken we inmiddels van klimaatcrisis in plaats van klimaatverandering. Ook de erfgoedwereld wordt zich steeds meer bewust van deze crisis omdat het erfgoed hiervan grote en soms onherstelbare schade ondervindt. We kennen allemaal de dramatische beelden van ondergelopen Venetië, de overstroomde 13e-eeuwse kerk in Valkenburg in 2021 en de verzakte grachtenpanden in Amsterdam door rottende funderingspalen.
In de zomer van 2022 stond de Waal zo laag, dat er bij Dreumel een scheepswrak boven water kwam (foto: Nils Kerkhoven)
Erfgoed wordt ernstig bedreigd
Al in 2005 drong het Werelderfgoedcomité van de Verenigde Naties aan op het serieus nemen van de gevolgen van klimaatverandering voor erfgoed. In 2020 kondigde ICOMOS een klimatologische en ecologische noodsituatie af en onlangs verscheen het verontrustende boek “De Toekomst van het Verleden” van Thijs Weststeijn over erfgoed en klimaat. Boven de grond zijn de gevolgen van het veranderende klimaat voor erfgoed duidelijk zichtbaar. Maar wat gebeurt er onder de grond? Door lange periodes van droogte afgewisseld met hevige stortregens, een stijgende zeespiegel, verzilting, inklinking en nieuwe invasieve soorten, verandert de bodem van Nederland. Dit is een veelal onzichtbaar en langdurig proces dat onherstelbare en onomkeerbare schade veroorzaakt aan archeologisch erfgoed.
Archeologiebeleid: uitgangspunt in situ
De uitgangspunten van archeologiebeleid, gebaseerd op Het Europese Verdrag inzake de bescherming van archeologisch Erfgoed uit 1992 (verdrag van Malta of Valetta) zijn uitgewerkt in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007. Belangrijkste uitgangspunt is dat archeologische vindplaatsen bij voorkeur behouden worden in situ, oftewel op hun plek. De gedachte daarachter is dat de bodem een veilige ene duurzame bewaarplaats is voor archeologische bronnen en daar in de toekomst met nieuwe technieken en nieuwe onderzoeksvragen meer informatie uit gehaald kan worden dan nu. Een ander uitgangspunt van Malta is dat de verstoorder betaalt voor de kosten van archeologisch onderzoek. Dit uitgangspunt zou een sterke prikkel voor behoud in situ moeten zijn.
De praktijk
Uit het onderzoek “Beschermd maar kwetsbaar” in opdracht van RCE in 2020 is gekeken naar fysieke bedreigingen van archeologische monumenten en mogelijke beschermingsmaatregelen. Deze lopen schade op door menselijke ingrepen zoals landbouw- en bouwactiviteiten, wijzigingen in de waterhuishouding en delfstofwinning. En door natuurlijke oorzaken zoals bodemerosie, fysische verwering en bioturbatie. Voor schade door natuurlijke oorzaken zijn er momenteel geen of onvoldoende maatregelen bekend die bescherming voor de lange termijn garanderen.
Boven op deze al bekende oorzaken van schade aan archeologie in situ, komt nog de schade als gevolg van de klimaatcrisis. Het is nu nog onduidelijk om welke gevolgen het precies gaat, op welke manier, hoe snel en in welke mate deze het archeologisch erfgoed gaan schaden. Vast staat wel dát archeologisch erfgoed beschadigd is of gaat worden. De bodem is dus niet langer een veilige en duurzame bewaarplaats voor het archeologische bodemarchief.
Een archeoloog schuilt onder een tekentafel tijdens extreme regenval (foto: Archeologisch Diensten Centrum)
Is behoud in situ nog wel houdbaar?
Nu de bodem geen toekomstbestendige bewaarplaats meer is, hoe zit het dan met het uitgangspunt van (het streven naar) behoud in situ? Is dit nog houdbaar? Je zou kunnen antwoorden dat die vraag niet relevant is omdat het gaat om “streven naar behoud in situ”. Dat geeft ruimte om in de praktijk per geval te beoordelen wat er moet gebeuren. Naar mijn idee is de vraag wel relevant. Als het belangrijkste uitgangspunt voor het beleid van archeologische monumentenzorg gebaseerd is op een onzekere aanname, is dat beleid niet meer valide. Het vakgebied zal dan het initiatief moeten nemen om dat uitgangspunt te herijken en eventueel het beleid aan te passen. Ik was benieuwd of en hoe het vakgebied hiermee bezig is, en ging op zoek naar het antwoord op de vraag of in situ nog wel houdbaar is. Ik ben in gesprek gegaan met professionals, las artikelen en volgde op sociale media de levendige discussies die archeologen hierover voeren.
Wie betaalt?
Heel bepalend voor de discussie is de vraag over wie moet betalen voor archeologisch onderzoek. Wanneer vanaf nu niets meer in situbewaard wordt, nemen de kosten van archeologisch onderzoek gigantisch toe. Het uitgangspunt dat de verstoorder betaalt, was bedoeld als sterke prikkel voor behoud in situ. Als in situ niet meer kan, omdat de bodem geen veilige bewaarplaats meer is door de gevolgen van de klimaatcrisis, wie is dan de verstoorder? Wie betaalt dan voortaan voor de hoge kosten van archeologisch onderzoek?
Capaciteit
En als alles voortaan moet worden opgegraven, wie gaat dit dan doen? Nu al bestaat er zorg over voldoende capaciteit én voldoende kwaliteit, zo is te lezen in de beleidsreactie van de staatssecretaris op het advies “Archeologie bij de tijd” van de Raad voor Cultuur uit 2022. Deze zorg wordt gevoeld in alle geledingen van de archeologie: gemeenten, provincies, RCE, universiteiten, archeologische bedrijven en organisaties. Zou de oplossing kunnen bestaan uit de inzet van vrijwilligers? Daarmee zijn positieve ervaringen bij ArcheoHotspots en citizen scienceprojecten, waarbij begeleiding door professionele archeologen de kwaliteit van het onderzoek garandeert. Meer inzet van vrijwilligers in deze vorm is echter een druppel op de gloeiende plaat en vraagt bovendien ook om meer professionals. Met de komst van de Erfgoedwet in 2016 mogen amateurarcheologen onder bepaalde voorwaarden ook zonder professionele begeleiding onderzoek doen. En hoewel veel van deze amateurs aangesloten zijn bij de Nederlandse archeologievereniging, zijn er natuurlijk ook risico’s als er geen regie of controle is door professionele archeologen of de overheid. Op de langere termijn bestaat de oplossing dan toch uit meer professionals opleiden.
Een ander capaciteitsknelpunt is dat van het verwerken en bewaren van de onderzoeksresultaten. Met inzet van professionele archeologen, amateurs en andere vrijwilligers kan veel opgegraven en onderzocht worden, maar er zijn experts nodig voor uitwerking, rapportage en conservering. De bestaande depots voor bodemvondsten zijn nu al overvol. Een uitzonderlijk voorbeeld is het resultaat van het jarenlange werk door vrijwilligers van Expeditie Over de Maas, waar “een krakkemikkige boerenschuur naast de afgraving uitgroeide tot een met kratten en boodschappentassen gevulde schatkamer die kan wedijveren met het depot van het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden”, aldus de Volkskrant van 5 juni 2023. Na 15 jaar afzijdigheid moet de Provincie Gelderland nu toch een oplossing zoeken voor het rapporteren, conserveren en deponeren van 250.000 vondsten.
Toevoegen van kennis
Met het loslaten van het uitgangspunt in situ, moet tot slot ook het vraagstuk van het toevoegen van kennis tegen het licht gehouden worden. Wegen de kosten van het archeologisch onderzoek bij het loslaten van in situ op tegen de nieuwe kennis die het oplevert? Nu al zorgen commerciële prikkels er soms voor dat onderzoek wordt uitgevoerd waar wel geld mee wordt verdiend, maar waar geen (significante) kenniswinst wordt geboekt, aldus de staatssecretaris in haar beleidsreactie. Archeoloog Boudewijn Goudswaard stelt dat er een disbalans is tussen archeologische kennisproductie en kennisgebruik. Hij pleit met reverse archeology voor archeologische kennis als basis voor een maatschappelijk relevant eindproduct. De huidige Nationale Onderzoeksagenda Archeologie geeft nog onvoldoende houvast om in de praktijk keuzes te kunnen maken, maar lokale kennis en ervaring én het doel om met kennis een structurele bijdrage te leveren aan het ruimtelijke, sociale en economische domein kan helpen selectiever archeologie te bedrijven.
Exit in situ
Op mijn vraag of het uitgangspunt in situ losgelaten moet worden, kwam nog geen eensluidend antwoord van de professionals in het vakgebied. Door alle complexe vraagstukken en knelpunten lijkt het loslaten van in situ in hun ogen onmogelijk. Bovendien verlamt het idee dat dan voortaan alles moet worden opgraven het gesprek.
Als je het nu aan mij vraagt, is het exit in situ. De bodem is geen veilige en duurzame bewaarplaats. Dat betekent echter niet dat vanaf nu alles volledig opgegraven moet worden. Dat is onmogelijk. Er moet dus veel scherper gekozen worden of én hoe onderzoek gebeurt. Een afwegingskader waarin de door de archeologen benoemde dilemma’s zijn opgenomen, zou kunnen helpen bij het maken van scherpe keuzes. Belangrijk is om rekening te houden met de kosten van onderzoek en wie er voor die kosten moet opdraaien. Het huidige financieringsmodel zou nog eens onder de loep genomen kunnen worden, zodat in situ niet langer een argument is voor het uitgangspunt dat de verstoorder betaalt. Mogelijk kan archeologie weer een publieke taak worden, bekostigd door een percentage van alle bouwprojecten in Nederland. Ook de beschikbare capaciteit en het vraagstuk van kennis en maatschappelijke relevantie horen thuis in een afwegingskader. In situ bewaren kan dan nog steeds een mogelijkheid zijn, mits de juiste maatregelen worden genomen om het archeologisch erfgoed veilig in de bodem te bewaren.
Tot slot
Vanzelfsprekend zou het beter zijn om ervoor te zorgen dat de bodem wel weer een toekomstbestendige bewaarplaats is voor het archeologische bodemarchief. Wanneer de Nederlandse overheid zich zou houden aan de internationale afspraken over de klimaatdoelen, is de kans daarop wat groter. Archeologists Rebellions?!
Een creatieve oplossing van in situ is het kunstwerk Ex Situ In Situ van Paul de Kort in het Máximapark in Utrecht. De platanen komen van het Domplein, en dragen de resten van de geschiedenis van het Domplein tussen hun wortels. Zo verbinden ze de historische stad met de jongste uitbreiding.
Eén reactie