Mans Schepers
"Ik ben ervan overtuigd dat een groot deel van de problemen die we nu als samenleving tegemoet moeten zien, samenhangen met het feit dat we onvoldoende onderkennen dat we een speler in een wereldwijd ecosysteem zijn. "
Mans Schepers
In eerdere blogs die ik op dit platform las, genoot ik van de ambities van de schrijvers om de relevantie van ons vakgebied ver voorbij putrand, standaardrapport en academisch artikel te laten reiken. Ambities die ik omarm en herken. De blogs stellen in wisselende bewoordingen eigenlijk allemaal dat we van het verleden kunnen, en misschien wel moeten willen leren. Het heden is immers in grote mate padafhankelijk van het verleden, en de kronkelingen in dat pad zijn voor een belangrijk deel bepaald door de keuzes die mensen vroeger gemaakt hebben. Omdat het heden ook alleen maar een nieuwe stap op dat pad is, maken ook onze keuzes uit.
Ik wil echter eerst een stap terug doen en daarbij een wat persoonlijker toon hanteren. Mijn bespiegelingen hierbij zijn matig onderbouwd, vooral gebaseerd op mijn eigen (onderbuik?)gevoel en komen voort uit eigen ervaringen en, jawel, frustraties. Misschien is het gewoon wel een beetje een zeikverhaal waarin weinig mensen zich herkennen. De ambitie om ‘ertoe te doen’ is, zo blijkt uit de startpagina van Archaeologists4Future, niet alleen maar ingegeven door altruïsme en een diep verlangen de wereld te redden. Hier wordt immers niet alleen gesproken van archeologen voor de toekomst, maar juist expliciet van een toekomst voor de archeologie.
Ik denk dan ook dat het weliswaar goed is om de blik op de toekomst te richten, maar ook zeker goed naar onszelf te kijken. In augustus 2007 heb ik in Groningen de Master archeologie afgerond. In mijn gehele opleiding kreeg ik vakken die op periodes gericht waren, op vaardigheden, en soms meer op theorie, concepten en benaderingswijzen. Zo hadden wij bijvoorbeeld de module ecologische archeologie. Ecologie is een subdiscipline binnen levenswetenschappen die zich richt op het begrijpen van organismen in hun omgeving, zowel in hun relatie met de biotische als de abiotische componenten daarvan.
Archaeology as human ecology
Karl Butzer publiceerde in 1982 het boek Archaeology as human ecology, ‘to emphasize the dynamic interaction between human groups or societies and their environments’. Nu zit er een zekere paradox in het meeste ecologische onderzoek. Ecologie is uiteindelijk haast per definitie een holistische kijk op hoe dingen functioneren, maar wordt veelal met een reductionistische aanpak onderzocht. Nauwkeurige metingen aan (relaties tussen) bepaalde aspecten van organismen, soms in experimentele opzet, moeten leiden tot een beter begrip van een detail van het (eco)systeem. Uiteindelijk moeten dan al die dingen samen leiden tot een begrip van het geheel. Zo zou je dus ook naar archeologie kunnen kijken, waarin al die kleine bouwstenen ons helpen het verleden beter te begrijpen.
Dat was echter dan weer helemaal niet wat ze bedoelden met Ecologische Archeologie. Dat ging toch wel vooral over planten en dieren en wat die ons vertelden over menselijke bemoeienis met vervlogen ecosystemen. Ik werd door de docenten, René Cappers en Wietske Prummel, en de inhoud van de module geboeid en heb me verder in mijn opleiding steeds verder in de ecologische, en later zelfs specifiek vegetatiekundige kant verdiept. Toch ben ik altijd wel blijven denken in de geest van Butzer (al kende ik die toen helemaal niet). Geen enkele specialistische studie is een doel op zich, maar zou uiteindelijk bij moeten dragen aan de grotere puzzel van het verleden. Ik zag mezelf graag als archeoloog, die zich, zeker na mijn promotieonderzoek, het meest specifiek gericht had op de botanie als uitgangspunt.
En ik ben daar blij mee. Het geeft me houvast, en een duidelijke expertise om in te brengen. Ik zag echter in toenemende mate iets geks gebeuren. Voor veel archeologen leek ik steeds minder ‘archeoloog’ te worden. Dit uitte zich er onder andere in dat toen ik ooit aangaf wel wat meer onderwijservaring op te willen doen, ‘colleges van René’ overnemen de enige optie leek te zijn. Terwijl ik op datzelfde instituut was afgestudeerd en gepromoveerd op een toch ten minste deels archeologisch onderwerp. Zou men van mij niet mogen verwachten dat ik ook een eerste- of tweedejaarscollege ‘Inleiding Nederlandse Prehistorie’ zou moeten kunnen verzorgen? Zich meer in biologische of fysisch-geografische aspecten van de archeologie specialiserende collega’s, lijken dit te moeten bekopen met een de-archeologisering van hun profiel. De wondere wereld van pollen en zaden werd bij vlagen een knellend keurslijf waaruit ik niet meer kon ontsnappen.
"..een toenemende specialisatie leidt in de Nederlandse praktijk vaak tot een steeds minder ‘ecologische’ blik."
Gewoon ontzettend archeoloog
Of toch niet? Enkele jaren geleden maakte ik de geografisch minst ambitieuze academische transfer denkbaar, en ging ik een straat verderop aan de slag als Universitair Docent bij het Kenniscentrum Landschap. Ik ben daar beland tussen kunst, architectuur en landschapshistorici, en heb enorm veel geleerd van vakken die ik hier mocht co-verzorgen, ook omdat het landschap eist dat je voorbij ‘de proxy’ denkt. Ik geef vakken over relaties tussen middeleeuwse architectuur en het landschap, kunst en landschap, en, helemaal in de geest van Archaeologists4Future, over hoe moderne ontwikkelingen in de samenleving gaan interacteren met het diep-gelaagde cultuurlandschap. En naast al die verbreding, gebeurde er iets opmerkelijks:
Al mijn niet-archeologische collega’s vonden mij gewoon een ontzettende archeoloog, en vonden het helemaal niet gek als ik eens iets schreef over, of iets vond van iets dat niet strikt botanisch was. Bovendien vinden veel van die mensen het leuk om disciplineoverstijgend samen te werken en eventueel samen te publiceren. Ik weet niet in de hoeveelste ‘science wave’ van de archeologie we inmiddels zitten, maar een toenemende specialisatie leidt in de Nederlandse praktijk vaak tot een steeds minder ‘ecologische’ blik.
Ik ben ervan overtuigd dat een groot deel van de problemen die we nu als samenleving tegemoet moeten zien, samenhangen met het feit dat we onvoldoende onderkennen dat we een speler in een wereldwijd ecosysteem zijn. Ik denk ook dat de gedachte klopt dat we uit het verleden best kunnen leren over hoe mensen zich aangepast hebben aan hun omgeving, en vice versa. Tegelijkertijd is het problematisch dat we zelf als vakgebied vaak denken in ‘proxies’ en ‘specialismen’ en veel minder in vragen of combinaties. Hoewel op andere manieren, manifesteert zich dit zowel in de commerciële als in de academische archeologie.
Van weinig tot geen van mijn commerciële botanische projecten, maar overigens ook de academische opgravingsmonografieën, kan ik me een bijeenkomst herinneren waarin ik samen met de aardewerkspecialist, de vuursteenvrouw, de micromorfman, en de opgravingsleider in gesprek ging over wat dit alles nu in relatie tot elkaar betekende. Natuurlijk snap ik dat daar ook gewoon tijd- en geldredenen achter zitten, maar het zijn gemiste kansen. In Academia lijkt het soms ook het meest strategisch om je disciplinair in te graven, terwijl omgang en samenwerking met collega’s aan de rand van of buiten je eigen discipline nu juist bijzonder inspirerend is.
Natuurlijk zijn er tal van voorbeelden van prachtige samenwerkingen en die heb ik zelf ook heus wel regelmatig ervaren. Als je als archeologen voor de toekomst iets wil betekenen, zorg dan ook dat iedereen binnen de archeologie, ook zij die niet eens per se primair als archeoloog opgeleid zijn, mede-eigenaar van deze uitdaging wordt gemaakt. Met zijn allen weten we meer.
Beste Mans, ook ik verbaas me erover dat er amper nog onderling overleg wordt gevoerd tussen opgravers en specialisten over opgegraven vindplaatsen (het feit dat vele specialisten niet eens een blik kunnen werpen op de opgraving zelf buiten beschouwing latend). Het verbaasd me temeer daar dit overleg niet alleen een gemiste kans is om de opgegraven vindplaats beter te kunnen begrijpen, maar ook dat zo’n overleg juist financieel veel voordeel kan opleveren. Uit eigen ervaring weet ik dat door de kennis en inzichten die je in zo’n overleg opdoet je eigen werk beter EN efficiënter kunt uitvoeren . Het zijn dus ook op het gebied van tijd- en geldtedeneb gemiste kansen.
Beste Kinie,
Het huidige bestel is als de dinosauriërs, met dat verschil dat wij (archeologen / mensen) wel de komeet kunnen zien aankomen die op ons af stormt.
Hoe het ook loopt er komt een transitie, dat is ook wetenschappelijk vrijwel zeker. Het wordt ofwel een transitie met bewuste sturing van archeologen naar een ander paradigma, en anders zonder bewuste sturing, maar hoe dan ook geloof ik er niets van dat er over 200 jaar nog archeologisch onderzoek wordt gedaan zoals we dat vandaag doen. Efficiëntie zal tegen die tijd het laatste is waar archeologen zich druk over maken: de put hoeft niet dicht op vrijdagmiddag net voor de klimaatverandering.
Excuus voor deze uitspatting. 😉
Jobbe